-
1 acte
acte [aakt]〈m.〉♦voorbeelden:prendre acte de qc. • iets constaterendont acte • waarvan akteactes de terrorisme • terreurdadenfaire acte d'autorité • met gezag optredenfaire acte de candidature • zich kandidaat stellenfaire acte de présence • zich kortstondig ergens vertonen, van zijn aanwezigheid blijk gevenfaire acte de bonne volonté • zijn goede wil tonenpasser aux actes • overgaan tot handelen1. m1) akte, stuk2) daad, handeling3) bedrijf [theater]2. actesm plverslag, handelingen -
2 faire acte de bonne volonté
faire acte de bonne volontéDictionnaire français-néerlandais > faire acte de bonne volonté
-
3 volonté
volonté [vollõtee]〈v.〉1 wil ⇒ wens, verlangen♦voorbeelden:1 bonne volonté • goede wil, bereidwilligheidles dernières volontés • de laatste wilmauvaise volonté • onwilligheidmettre de la bonne volonté à faire qc. • zijn goede wil bij iets tonenmettre de la mauvaise volonté à faire qc. • iets opzettelijk langzaam, slecht doenà volonté • naar believen, zoveel men wil1. f1) wil2) wilskracht2. volontésf pl2) grillen -
4 mettre de la bonne volonté à faire qc.
mettre de la bonne volonté à faire qc.————————mettre de la bonne volonté à faire qc.Dictionnaire français-néerlandais > mettre de la bonne volonté à faire qc.
-
5 mettre
mettre [metr]1 plaatsen ⇒ leggen, zetten, stellen5 teweegbrengen ⇒ veroorzaken, stichten 〈zie voor uitdrukkingen die hier niet vermeld zijn de betreffende zelfstandige naamwoorden〉♦voorbeelden:mettre longtemps à cuire • lang moeten kokenles mettre • 'm smeren, ervandoor gaanqu'est-ce qu'il lui met! • die geeft hem van katoen!mettre qn. dedans • iemand erin laten lopenmettre de la bonne volonté à faire qc. • zijn goede wil bij iets tonen〈 informeel〉 mettez, mettons que 〈+ aanvoegende wijs〉 • laten we (nu eens) aannemen dat, stel dat, aangenomen dat→ vue1 zich plaatsen, zetten ⇒ gaan staan, liggen, zitten2 〈+ à〉beginnen (met, te)3 aantrekken ⇒ aandoen, opzetten 〈zie voor uitdrukkingen die hier niet vermeld zijn de betreffende zelfstandige naamwoorden〉♦voorbeelden:se mettre debout • opstaan, overeind komense mettre dans une situation délicate • zich in een lastig parket brengense mettre en avant • zich op de voorgrond plaatsens'y mettre • aan de gang, slag gaanle tout c'est de s'y mettre • alleen het begin is moeilijkne plus savoir où se mettre • in een moeilijk parket zittense mettre après qn. • iemand plagen, voor de gek houdense mettre au beau • mooi (weer) wordense mettre avec qn. • met iemand gaan samenwonense mettre en quatre pour qn. • zich voor iemand uit de naad lopenqu'est-ce qu'on s'est mis! • wat hebben we geschranst!v1) plaatsen, zetten, leggen2) aantrekken [kleding]4) aanzetten [verwarming, radio]5) veroorzaken
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский